3 mei 2021
In juni 1946 kreeg beeldhouwer Gerrit Bolhuis (1907 – 1975)
Bolhuis op Wikipedia in Amsterdam opdracht om een bevrijdingsmonument van Epe te maken. Het was bedoeld voor de gehele gemeente en moest geplaatst worden in het dorp Epe. Het moest een herinnering worden aan de bevrijding waarmee
alle slachtoffers van de oorlog uit Epe worden geëerd. Het beeld werd “e
en vrouwenfiguur die de sluier van de rouw afneemt en weer vrij en diep ademhaalt. Ze heeft zich daarbij getooid met veldbloemen van de lente. De inscriptie op het voetstuk – 5 mei 1945 – onderstreept die beteekenis. De verschrikkingen van de oorlogstijd meende ik met een sluier op beeldhouwkunstige wijze uit te drukken. De jonge vrouw symbool van het zich steeds vernieuwende leven, troostend voor de nabestaanden en een opwekking om voort te gaan, hopend op een gelukkigen toekomst,” aldus de kunstenaar.
Men ging hierbij beslist niet over één nacht ijs. Het voorbereidend comité werd voorgezeten door de burgemeester. Dit “
uit de illegaliteit voortgekomen” comité had de lange naam: “
Commissie tot het oprichten van een monument ter nagedachtenis van gevallen illegale werkers en oorlogsslachtoffers der gemeente Epe”. De commissie bestond uit twintig leden.
De plek in het Sweerts de Landaspark is als zeer geschikt aangewezen door Hildo Krop, beeldhouwer, als voorzitter van de Kring van Beeldende Kunstenaars, speciaal belast met de zorg voor het tot stand komen van goede herdenkingsmonumenten. Deze Kring had Bolhuis aanbevolen. Ook die kwam onafhankelijk van Krop op het Sweerts de Landaspark als de beste plek. De Wilhelminavereniging vond de plek daarentegen maar niets: te afgelegen en bij herdenkingen zullen mensen op het gras moeten staan in plaats van op de paden. De gemeentearchitect had met dit laatste op zijn beurt weer geen enkel probleem. Landschapsarchitect K.C. van Nes (1876 – 1952) uit Apeldoorn die eerder het park had ontworpen, heeft het aangepast voor het beeld.
Met de kunstenaar is gecorrespondeerd, men is over en weer met ideeën en bezichtigingen, o.a. van een model van 1/3 van de grootte en later nog een op ware grootte, bij elkaar over de vloer geweest. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft officieel goedkeuring verleend. De gemeenteraad gaf het stuk grond waar het beeld moest komen te staan aan het comité gratis in gebruik. Het normale onderhoudsbudget voor het park van ƒ 1200 werd in 1948 met meerdere duizenden overschreden. Uiteindelijk is het monument op 4 mei 1948, voorafgaand aan de dodenherdenking, onthuld. “
Gezien het karakter van bevrijdingsmonument en met eerbiediging van de wens der illegaliteit zichzelf niet op de voorgrond te plaatsen, heeft het Comité besloten, geen der besturen van de verschillende verenigingen van illegalen, politieke gevangenen, onderduikers, enz. afzonderlijk uit te nodigen, maar uitsluitend de Gemeenteraad die allen vertegenwoordigt”.
Achteraf kwam er reuring over het feit dat alleen de bevrijdingsdatum in het monument stond en niet een verwijzing naar de gevallenen. Verzetsman Aalt van Vemde plaatste een ingezonden brief in de krant en verzetsman Gerrit S. van Lohuizen schreef een brief aan het comité en ook een ingezonden brief in de krant.
de gevallenen versus de bevrijding
Het comité schreef hem terug dat het echt de bedoeling was het monument ook voor herdenking van gevallenen te gebruiken. Alle namen op het monument zetten, daar heeft men van afgezien om praktische redenen. Wel was Van Lohuizens brief aanleiding om nog eens te rade te gaan bij de beeldhouwer of er een tekst aan kon worden toegevoegd.
De burgemeester schreef als voorzitter van het comité in juni 1948 aan Gerrit Bolhuis: “Hierdoor zou Epe zijn blijvende hulde en gedenkplaats voor de gevallenen uit de oorlog 1940 – 1945 missen”. De beeldhouwer was wel bereid wat tekst in het voetstuk te hakken, maar vond wel dat de “samenstelling van de tekst groote zorg vereischen.” Ruim een week later schrijft Bolhuis: “Ik meen nu een tekst gevonden te hebben die goed zal voldoen, langs de bovenkant van het voetstuk geplaatst en over de vier zijden verdeeld, Aan hen die hun leven gaven voor de vrijheid van ons allen. Het geheel zal daar zeker niet door achteruit gaan, integendeel kan de inscriptie de werking van heen licht ornament hebben, die als versiering zal werken.” Burgemeester Diepenhorst schrijft dan op 15 juli 1948 aan de leden van het Comité: “Wij geloven, dat allen hiermede accoord kunnen gaan. Indien dit niet zo is, wordt u verzocht per omgaande bericht te zenden.” Alleen van architect W.A. Lensvelt is een reactie in het archief bewaard, maar die was positief.
Gerrit Bolhuis staat in Epe enkele maanden na de onthulling van het monument de tekst er in te beitelen. Foto van Wikipedia bij Gerrit Bolhuis
Men was zich bij de keuze van de tekst niet bewust dat met deze woorden op het monument alleen degenen worden herdacht die er voor gekozen hebben het gevaar aan te gaan en daadwerkelijk zijn gesneuveld. De heldhaftigen dus. Bij deze tekst zijn namelijk niet inbegrepen de onschuldige oorlogsslachtoffers zoals de Joden -en wie al niet meer- die zonder zich te (kunnen) verzetten werden vermoord of aan ontberingen overleden, maar daar had men nog niet zoveel aandacht voor in de eerste jaren na de bevrijding. Pas in de jaren zestig kwam er ook ruimte voor het herdenken van slachtoffers van de Jodenvervolging en kort daarop Roma en Sinti en homoseksuelen.