Per 1 januari 1853, kort na de invoering van de gemeentewet van 1851 stelde Thorbecke, de minister van binnenlandse zaken, een ambtsteken verplicht om te dragen bij bijzondere gelegenheden door de burgemeesters. Die bestaat uit een zilveren penning van 40 mm doorsnede met op de ene kant het rijkswapen en op de andere kant het gemeentewapen of de naam van de gemeente. De penning moet worden gedragen aan een oranje lint of een zilveren ketting. Het lint is uiteraard de goedkoopste oplossing. De burgemeestersketting van Epe die nu gebruikt wordt, is nog steeds die van Thorbecke's tijd. Hij is van eenvoudige schoonheid en was destijds ook niet duur: ƒ 10 voor de penning, geslagen bij de Rijks Munt te Utrecht en een standaardketting van ƒ 15. Het gemeentewapen is het staande hert binnen een krans van eikenloof in de kleuren van het rijkswapen: goud op blauw. (oftewel in dit geval gespikkeld op horizontale arcering). De ambtsketting diende te worden gedragen als de burgemeester de raad voorzit, bij brand, bij oproer, als hij op grond van één of andere wet persoonlijk in het openbaar bevelen geeft en als hij bij plechtige gelegenheden de gemeente vertegenwoordigt. Er zijn ook burgemeesters die een extra ketting thuis hebben voor noodgevallen zoals brand. Bij afwezigheid van de burgemeester draagt zijn vervanger de ketting. Wie het teken zou betalen, de burgemeester of de gemeente, werd in het midden gelaten, maar de voorkeur ging uit naar de gemeente. De burgemeester van Epe, mr. E.F.J. Weerts, bestelde half december 1852 een penning. De gemeenteraad van Epe besloot vijf weken later een penning met een ketting aan te schaffen voor rekening van de gemeente. De kans bestaat dus dat bij de familie Weerts nog een penning rondzwerft met een verschoten oranje lint er aan.
De thans gebruikte ambtsketting van de burgemeester van Hattem is met Koninginnedag 1955 voor het eerst gedragen. Hij is vervaardigd door de edelsmid J.W. Holthaus van “Het Oude Ambacht”, Grotestraat 85 te Ede. Op 8 oktober 1954 had de gemeenteraad besloten de nieuwe ambtsketting te vervaardigen en stelde daar maximaal vijfhonderd gulden voor beschikbaar. Het College van B. en W. stelde zich meteen in verbinding met Holthaus. Holthaus stuurde een paar briefjes dat hij het erg druk had en kwam niet eerder dan 11 januari 1955 met een tekening en een prijsopgave van ƒ 400, uitgevoord in eerste gehalte zilver. Op 29 januari vroeg Holthaus de tekening terug, omdat hij die nodig heeft voor de uitvoering. Op 1 februari kreeg Holthaus de opdracht en tekening terug. Het beloofde kistje gaf Holthaus nog de nodige problemen. In oktober schreef hij dat de meubelmaker hem steeds in de steek liet. Eind van de maand schreef de burgemeester dat Holthaus het kistje dan maar moest laten zitten en dat er verder maar op een andere manier moest worden voorzien in het opbergen van de ketting. In het boek van Drs. B. ter Molen – den Outer, Ambtsketens van burgemeesters in Nederland, schittert de ketting van Hattem door afwezigheid. (Ook de hieronder genoemde oudere keting). Wel wordt van de hand van het echtpaar Holthuis – Pieterse op blz 133 – 134 de ambtsketting van Bergharen genoemd, gemaakt in 1953. Zij zou het ontwerp hebben gemaakt en hij had de uitvoering. Hij was werkzaam sinds 1952 en leerling van de Academie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam en van F. Zwollo jr. in Arnhem, aldus dit boek.
Er is nog een oude ambtsketting van de burgemeester van Hattem. Een eenvoudig exemplaar van kort na de invoering van de gemeentewet van Torbecke uit 1853. Deze heeft een penning geslagen bij de Rijks Munt in Utrecht, zoals vele uit die tijd en een seriematige ketting “model nr. 5”. Dat geheel kostte toen ƒ 25,- De burgemeester van Hattem, C.J.L. Mos, kocht voor eigen rekening nog een penning, dus die moet nog ergens, mogelijk binnen zijn familie, zwerven, met een verschoten oranje lint er aan.
De oude ambtsketting van Hattem met het stadswapen
De oorspronkelijke burgemeestersketting van Heerde is bij een inbraak in het gemeentehuis in 1975 gestolen en door een nieuwe vervangen.